Het traagheidsmoment, klinkt wat negatief, en als we het in de context van de overheid beschouwen komen er bij de meesten waarschijnlijk tal van ambtenaren moppen op. Toch vond ik het een hele passende titel voor de afgelopen week, want als natuurkundig fenomeen is het erg interessant en een mooie metafoor.

Voor de mensen die niet weten wat het is een kleine spoedcursus (met behulp van Wikipedia): “Het (massa)traagheidsmoment geeft de mate van verzet tegen verandering van hoeksnelheid van een lichaam met een zekere massa.” Simpelgezegd betekent het dat iets met een groot massatraagheidsmoment niet makkelijk op gang komt, maar, als het eenmaal op gang is, ook niet makkelijk te remmen is.

Als team hebben we heel erg veel tijd gestopt in een solide fundament. We hebben samen met Public Digital een goed gezamenlijk beeld geschept van wat Bureau Architectuur moet zijn, doen en maken. Dat hebben we uitvoerig besproken met de mensen om ons heen, waaronder de stuurgroep en directeuren. Hetzelfde geldt voor waar we mee bezig zijn met ‘van wet naar digitale werking.’ Het lijkt alsof we op dat moment nog niet heel erg veel doen en voelt daardoor soms traag. Toch veranderde dat vorige week voor mijn gevoel. Alle tijd die we met elkaar hebben besteed aan een solide fundament, betekent dat we het nu minder vaak hoeven te hebben over wat we doen of waarom we dat doen. Dat weten we wel. Dus ieder kan vanuit zijn eigen rol of taak goed werken aan wat er zou moeten gebeuren. Ook onze omgeving begrijpt de rol steeds beter, we kunnen het ook eenvoudig communiceren. Met weet ons goed te vinden en weet ook waarvoor wel en niet. Doordat we boodschapvast blijven helpt dat ook om geen dingen te doen die eigenlijk niet passen bij de visie (hoewel we alsnog te veel neigen te doen).

En toen vorige week alles ineens leek te versnellen kwam het woord massatraagheid ineens weer bij me op. Het was al even sinds mijn studie werktuigbouwkunde dat ik aan het woord had gedacht. Daar werd het aan studenten geïntroduceerd bij een ontwerpwedstrijd waar een karretje van een heuvel af moest rijden, onderweg zoveel energie moest opslaan, om vervolgens onderaan de heuvel om te draaien en weer zo ver mogelijk de heuvel op te rijden. We gebruikten daarvoor een heel erg zwaar vliegwiel, dat gelinkt was aan de wielen van het karretje. Dat zorgde ervoor dat zelfs bovenaan de helling van de steile heuvel, de boel maar wat langzaam op gang kwam. Maar naar mate het vliegwiel steeds sneller ging draaien, ging ook het karretje sneller naar beneden. Totdat hij beneden over de streep reed en het touw zorgde voor een soort jojo effect.* Het touw was op, sloeg de andere kant op, en in plaats van dat de wielen aan het vliegwiel trokken, was het nu het vliegwiel dat aan de wielen trok en de boel weer de heuvel op sleepte. Die trage start loonde, want alle verzamelde energie bracht het karretje juist weer heel ver naar boven.

Afgelopen week was de week waarin ik dacht dat onze zorgvuldige en ogenschijnlijk trage start leek te lonen. Dingen gaan snel, maar we zijn voorbereid, kunnen anticiperen en worden bijne nooit verrast.

*Bij de eerste paar tests deed het karretje een salto door de ruk die het touw aan de wielen gaf. Dat ziet er leuk uit, maar het was niet echt de bedoeling.