Vrij vaak zit ik in overleggen of ben ik bezig met het voeren van gesprekken, meer dan ik zou willen, want het zit voor je gevoel in de weg van echt dingen doen. Iets wat misschien weer extra duidelijk werd door Anne’s weeknote over verdwijnende maker-tijd. Ik word ook steeds vaker in het geplaag van Anne en Eelco een manager genoemd. Een titel waar ik op de een of andere manier geen positieve associaties mee heb, dus de plagerij is doeltreffend. Dit alles leidde tot de vraag: wat maak ik eigenlijk in al die overleggen?

Mijn eerste gedachte is dat ik het doe om consensus te krijgen over een bepaald onderwerp, of om samen verder te kunnen en taken te verdelen. Of misschien maak ik de juiste randvoorwaarden voor anderen? Maar beide zouden betekenen dat er iets concreets is waar je met elkaar naar kunt kijken en het over kunt hebben. Toch merk ik dat dit nog wel eens ontbreekt en je met elkaar vast zit in routine overleggen, waar een gedeeld idee van het doel langzaam vervaagt. Na een tijdje ga je dan aan hele fundamentele vragen voorbij, zoals: waarom zitten we hier eigenlijk?

Zo’n gesprek had ik afgelopen week ook toen het ging over “hoe we ervoor kunnen zorgen dat de Architectuurraad Digitale Overheid en de Architectuurraad van de Rijksoverheid Referentie Architectuur beter samen zouden kunnen werken?” En ja, die raden bestaan dus allebei en er zitten grotendeels dezelfde mensen in, maar ze zijn in die settings wel verantwoordelijk voor andere dingen. Tijdens het overleg probeerden we met elkaar te achterhalen wat voor producten of meerwaarde deze “raden” nu leveren. Voor wie doen ze wat? Wat zouden ze nodig hebben van mijn bureau om de goede dingen te doen voor de rest van de Nederlandse overheid? En de meest cruciale vragen: Wat maken ze en waarom?

Die vraag lijkt misschien vreemd als we het hebben over een overleg, maar bijvoorbeeld het maken van goede besluiten kan heel veel meerwaarde leveren voor andere makers. En door in het overleg terug te gaan naar “Wat maken ze en waarom?” werd het een van de leukste overleggen van de week. Want met een beetje creativiteit kom je er voorzichtig met elkaar achter dat er nou ook weer niet zoveel verschil in zit, en het inderdaad erg handig zou zijn als men wat meer met elkaar praat, over wat ze (nu nog) los van elkaar maken.

In deze weeknote reflecteerde ik op mijn haat-liefde relatie met overleggen. Het lijken soms doelloze tijdvreters, maar wat zou er gebeuren als ik ze structureel benader met de vraag “wat maken we in dit overleg?” Misschien worden overleggen dan op hun eigen manier een soort makers-tijd?